Vervoers-/woon-/rolstoelvoorzieningen (V 190 duizend euro) We zien een voordeel bij het collectief vervoer. Dit wordt enerzijds veroorzaakt doordat de afrekening 2015 lager is uitgevallen dan verwacht. Daarnaast blijken het aantal ritten en gereden kilometers lager uit te vallen dan vorig jaar. Hiertegenover zien we bij de individuele vervoersvoorzieningen een nadeel van gelijke omvang vanwege een stijging in het gebruik. Per saldo een voordeel van 50 duizend euro. Tot slot zien we een voordeel op de verstrekking van rolstoelvoorzieningen (V 113 duizend euro) en een voordeel op de verstrekking van woonvoorzieningen (V 27 duizend euro). Dit soort verstrekkingen kan van jaar tot jaar fluctueren. Algemene voorziening Huishoudelijke Hulp (V 3,8 miljoen euro) Met ingang van 2016 is de verstrekking van lichte huishoudelijke hulp omgezet van een maatwerkvoorziening naar een algemene voorziening. Deze komt naast de algemene voorziening voor was- en strijkservice, die reeds in 2015 van start is gegaan. In de begroting is voor beide algemene voorzieningen samen 4,5 miljoen euro beschikbaar. Daarnaast is in 2015 en 2016 2,8 miljoen euro incidenteel beschikbaar in de vorm van HHT-gelden. Hiermee komt de begroting voor de algemene voorziening op een totaalbedrag van 7,8 miljoen. Deze incidentele gelden zijn door de staatssecretaris vrijgemaakt om de gevolgen van de rijksbezuinigingen op de huishoudelijke hulp tijdelijk te verlichten. Hiermee komt de begroting voor de algemene voorziening op een totaalbedrag van 7,8 miljoen. De algemene voorziening is zo ingericht, dat voldaan wordt aan de restricties die het Rijk aan die tijdelijke bijdrage stelde Het voordeel op de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp wordt voor het grootste deel verklaard door een lagere indicatiewaarde en een lager verzilveringspercentage bij de Zorg In Natura (ZIN). De indicatiewaarde is de toegekende zorg vermenigvuldigd met het tarief van de betreffende zorgvorm. Het verzilveringspercentage is het percentage dat uitdrukt in welke mate de geïndiceerde zorg daadwerkelijk verleend is. Voor het ZIN-deel bedraagt deze indicatiewaarde 4,4 miljoen euro en het verzilveringspercentage 83%. Na een verdere analyse van de indicatiewaarde en de daadwerkelijk gefactureerde zorg bedraagt de prognose van de uitgaven 3,5 miljoen euro (inclusief een kleine component PGB van 200 duizend euro). Uiteindelijk leidt dit tot een voordeel van 3,8 miljoen euro. Het grootste deel van dit voordeel (namelijk 2,8 miljoen) is echter incidenteel. De gemeente Groningen ontvangt dit bedrag in 2017 niet meer van het Rijk. Het voordeel op de algemene voorziening huishoudelijke hulp hangt deels samen met een overschrijding van de kosten van maatwerk ZIN 18+ lichte ondersteuning. Bij het vaststellen van het budget voor de algemene voorziening, werd ervan uitgegaan dat vrijwel iedereen die in 2015 HH1 (huishoudelijke hulp zonder regie) had, zou overgaan naar de algemene voorziening. In de praktijk bleek dat de algemene voorziening niet in al die situaties volstond. De omstandigheden en (dus) de zorgbehoefte van een deel van de gebruikers van huishoudelijke hulp zijn in de loop van het jaar gewijzigd. Daar waar dit zich voordeed hebben wij opnieuw geïndiceerd en op basis daarvan het aantal uren verhoogd en/ of een zwaardere vorm van regie aangeboden. Als gevolg hiervan is een deel van de gebruikers van de algemene voorziening overgegaan naar de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp. Daarnaast heeft een deel van de inwoners met een indicatie voor de algemene voorziening gekozen daar geen gebruik meer van te maken en in plaats daarvan bijvoorbeeld het eigen netwerk in te zetten voor de benodigde ondersteuning. In 2016 zijn we gestart met een onderzoek naar deze doelgroep om te kijken of het niet gebruik van wel geïndiceerde HH leidt tot schrijnende situaties zodat we daar eventueel extra middelen voor kunnen inzetten. WMO begeleiding (N 5,4 miljoen euro) De belangrijkste oorzaken voor dit nadeel zijn: - Hogere zorguitgaven ZIN 18+ Voor ZIN 18+ is tot nu toe een kleine 15 miljoen euro gefactureerd. We bepalen de verwachte uitgaven op basis van de geprognosticeerde waarde van de indicaties en de verzilvering die we zien in het wel gefactureerde deel. Wij verwachten ten opzichte van de begroting een hogere indicatiewaarde (25,5 miljoen) en ten opzichte van de VGR2 een lager verzilveringspercentage (68%). Daarbovenop komen nog wel de kosten voor de landelijke werkende instellingen (LWI's) voor zintuiglijke beperkingen. De zorg voor indicaties die hiervoor zijn afgegeven wordt uitgevoerd door een beperkt aantal landelijk gecontracteerde aanbieders. Ook voor deze in 2016 geleverde zorgvormen zijn nog niet alle facturen ontvangen. Het nadeel op de ZIN 18+ moet wel in samenhang gezien worden met de gemelde onderschrijding op de kosten van huishoudelijke hulp. In totaliteit op grond van de huidige informatie ten opzichte van de begroting een nadeel van 6,3 miljoen euro. - PGB 18+ Op basis van de meest recente inzichten bedragen de PGB Wmo+ lasten 5,8 miljoen euro, een voordeel van ruim 900 duizend euro. Het verschil wordt veroorzaakt door een lager verzilveringspercentage, namelijk 81% versus 90% verwacht. Dit inzicht hebben we gekregen door recent ontvangen informatie vanuit de SVB en een nadere analyse van deze gegevens. Over de hele linie (ook bij de regiogemeenten rondom Groningen) zien we lagere bestedingen PGB. Eigen bijdragen WMO oude taken/begeleiding (N 500 duizend euro) Op grond van de meest recente informatie van het CAK blijkt een gewijzigde verdeling van de eigen bijdragen voor Wmo en BW. Dat pakt voor onze gemeente ongunstiger uit dan waar we bij de begroting rekening mee hielden: we zien een daardoor een extra nadeel op de eigen bijdragen Wmo van ruim 900 duizend euro. Dankzij na-ontvangen eigen bijdragen, met name over 2014 ter hoogte van 400 duizend euro, blijft het eindsaldo beperkt tot 500 duizend euro nadelig. Beschermd wonen (V 3,3 miljoen euro) De gemeente Groningen voert de centrumregeling beschermd wonen uit voor de regio in de vorm van een lichte Gemeenschappelijke Regeling. We verwachten in 2016 een bedrag van 9,7 miljoen euro over te houden op dit budget voor de hele regio. Het resultaat wordt verdeeld op basis van inwonertallen. Het Groninger aandeel bedraagt hierin 34,4% (3,3 miljoen euro). Dit resultaat ontstaat vooral door het vervallen van een incidentele risicobuffer om eventueel noodzakelijke tariefaanpassingen door te kunnen voeren en mogelijke kostenontwikkelingen op te kunnen vangen, bijvoorbeeld als gevolg van stijging van het aantal cliënten. Uit extern onderzoek naar de tarieven van onze gemeente blijkt dat geen aanleiding was tot structurele verhoging van onze tarieven. Daarnaast zien we weliswaar een stijging van het aantal cliënten Beschermd Wonen in het laatste kwartaal, maar dit leidt niet tot een dusdanige kostenstijging dat we de (incidentele) risicobuffer moeten aanspreken voor 2016. Tenslotte wijzigt de verhouding eigen bijdrage Wmo en Beschermd Wonen ten opzichte van onze uitgangspunten bij de begroting, zo blijkt uit informatie van het CAK: een groter deel van de eigen bijdrage is afkomstig van beschermd wonen. Omdat onze gemeente slechts een deel van dit voordeel ontvangt, leidt dit bij Beschermd Wonen tot een beperkt extra voordeel van ongeveer 300 duizend euro. Reserve accres instellingen (N 300 duizend euro) Jaarlijks passen we de subsidiebudgetten aan voor loon- en prijsontwikkelingen. De systematiek die we hiervoor gebruiken werkt met een vertraging van 2 jaar (T-2). Dit betekent dat we het berekende accres van een begrotingsjaar eerst verrekenen met de egalisatiereserve en dat het accres dat we verrekenen met het subsidiebudget gebaseerd is op de loon- en prijsontwikkeling van twee jaar terug. In 2015 hebben we de loon- en prijscompensatie naar beneden bijgesteld met 905 duizend euro als gevolg van de korting op de pensioenafdracht. In 2016 is 105 duizend euro incidenteel toegekend om de reserve op 0 euro te laten uitkomen omdat een reserve volgens de begrotingsregels geen negatieve stand mag hebben. Daarmee hebben we besloten zeer scherp aan de wind te zeilen met deze reserve. Een negatieve nacalculatie over de jaren 2014, 2015 en 2016 leidde tot een tekort op deze reserve van 300 duizend euro. Inmiddels hebben wij deze reserve aangevuld wat leidt tot een nadeel binnen dit deelprogramma van 300 duizend euro. Subsidies (V 318 duizend euro) STIP maakt sinds mei 2015 onderdeel uit van WIJ Groningen. In de begroting 2016 op het onderdeel subsidies zit nog een component STIP-subsidie. Deze subsidie valt vrij in de jaarrekening 2016. Daarnaast zijn er een aantal incidentele meevallers als gevolg van subsidie-afrekeningen over voorgaande jaren. Uitvoeringskosten (N 600 duizend euro) De implementatie van nieuwe zorg taken blijkt op zowel landelijk als gemeentelijk niveau complexer dan waar vooraf rekening mee is gehouden. Dit brengt extra uitvoeringskosten met zich mee. Via de jaarrekening 2015 is een extra bedrag van 1,5 miljoen euro beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn ingezet voor het dekken van extra kosten voor herindicaties en om de facturering van zorgaanbieders en databestanden op orde te brengen, maar zijn niet voldoende om alle extra uitvoeringskosten te dekken. De belangrijkste afwijkingen zien we bij de volgende onderdelen: - contractering: noodzakelijk extra formatie (300 duizend euro); - restant herindicaties AWBZ 18+ (100 duizend euro); - regiosecretaris hervorming langdurige zorg (100 duizend euro); - extra bedrijfsvoeringskosten (100 duizend euro). Overige afwijkingen (N 553 duizend euro) Overige kleinere afwijkingen tellen op tot een nadeel van 553 duizend euro. |
|
|